Dit werk van Emile Claus toont een bietenveld, vlak bij zijn woonhuis in Astene dat hijzelf Villa Zonneschijn noemde, aan de boord van de Leie. Het is een groot doek, 3,30 m bij 4,80 m waardoor het de toeschouwer bijna vlak bij de bietenoogsters plaatst. Waarschijnlijk kwam het in de maanden van het najaar van 1888 en 1889 tot stand, tijdens de periode van de bietenoogst. Claus hing dit enorme doek in het bietenveld op aan een staketsel. Dat noopte hem om het staketsel in een greppel te plaatsen, die hij liet graven om aan het bovenste deel van het doek te kunnen werken.
Op het schilderij figureert het boerenechtpaar Henri Van Laere en Adèle Rogghe uit Astene, die nooit geweten hebben dat hun arbeid geschiedenis werd. Het doek maakt deel uit van de Vlaamse topstukkenlijst en staat ook op de lijst van de belangrijkste Belgische kunstwerken. Inmiddels ligt dit veld er nog steeds haast ongeschonden bij. De luxe-verkavelingen zijn nog niet tot hier opgerukt en de boer bewerkt nog steeds de akkers, zij het nu niet meer met de hand maar met zware landbouwmachines.
Stoet van Canteclaer werd mee mogelijk gemaakt door